Schrale, kale landerijen. Een nachtmerrie voor elke boer en inmiddels op vele plaatsen realiteit. Boeren zorgen voor voedsel en vlees, maar door verschaling, monocultuur, wetgeving en contracten kan de boer niet anders dan lijdzaam toezien. Het moet anders, en het kán ook anders. We kunnen dit probleem wereldwijd oplossen, door het anders te benaderen, maar hiervoor zijn wereldwijd veranderingen in verbouwing van voedsel, wetgeving en een einde aan wurgcontracten nodig. Het antwoord: landscaping.
Anders dan je eigen tuin herinrichten kan landscaping zorgen voor veiligstellen van de voedselproductie, verschraling van grond ongedaan maken en bovendien de opwarming van de aarde tegengaan. Flora en fauna zullen terugkeren op een stuk droog en dor land, door het anders in te richten.
Om te beginnen moeten we onze voedselproductie verhuizen. Van het barre land naar grote volledig geautomatiseerde hallen. Hier kan op industriële schaal voedsel worden gekweekt en geoogst tegen een fractie van de huidige kosten en met een tiende van al het gebruikte water. Volledig geautomatiseerd en gerobotiseerd, 24 uur per dag, het hele jaar door. We kunnen op deze manier tot wel 10 x meer voedsel per jaar verbouwen, voor slechts een tiende van de huidige prijzen. Voordat we gaan landscapen moet dit eerst plaatsvinden. Hierna komt al het vee aan bod, we moeten overstappen op een vegetarisch dieet. Vlees is veel te goedkoop, maar kost veel te veel aan grondstoffen en de vervuiling is ongekend. Één koe kost 10.000 liter schoon drinkwater voordat hij naar de slacht gaat. En de mest van de koe (en het varken) bevat methaangas, wat 100 x schadelijker is dan CO2 voor de opwarming van de aarde als broeikasgas. Dit moet stoppen. Laboratoriumvlees zou een oplossing kunnen worden, maar dat staat nog in de kinderschoenen. Vegetarisch ligt al ruimschoots in de schappen.
De vrijgekomen landerijen kunnen worden aangekocht door de overheid van dat land. 2/3 daarvan zal moeten worden bebost. Maar wil het succesvol worden bebost, dan moet er vooraf worden geïnventariseerd. De staat van de bodem moet worden bekeken, maar ook op oude landkaarten moet worden nagegaan hoe het land er vroeger bij lag. Wat was de oorspronkelijke staat? Daarna kan het landscapen beginnen.
Er zal een hoogteverschil moeten worden aangebracht, met daarin de ligging voor een stromende beek en een poel met water. Ook als er nog geen water beschikbaar is, zal dit toch moeten worden aangelegd. Rondom de beek kan alvast riet en gras worden ingezaaid; dit groeit al bij minieme hoeveelheden regen of water, is zeer sterk tegen droogte door het ondergrondse worteldek en het produceert zuurstof. Een paar bomen kunenn worden geplaatst; jonge exemplaren met rondom een bescherming tegen knaagdieren en wat natte grond, zodat de wortels pakken in de omringende grond. Deze periode van relatief weinig groei gaat ondergronds en ongemerkt zijn werk doen. De grond gaat verstevigen op sommige plaatsen, regen die valt wordt opgenomen door de riet- en graswortels en de bomen gaan al schaduw werpen op het land.
De rest van het land kan op willekeurige plaatsen worden beplant met jonge struiken en bomen; ver genoeg van elkaar zodat eventuele ziektes niet verspreid kunnen worden. De poel zal na verloop van tijd vol gaan staan met water, wat kleine dieren, insecten en vogels gaat aantrekken. Deze zullen eventuele zaden eten en hun ontlasting gaat zorgen voor beplanting elders op de landerijen. Uiteindelijk, na 15 tot 20 jaar zal de kale, steriele grond vol zijn met grassoorten, struiken en bomen, volop schaduw bieden aan bezoekers en door het hoogteverschil zal de beek stromen met water en de poel zal dit vasthouden.
Alleen op deze manier kunnen we de barre droge aarde weer vol leven terugbrengen zónder kunstmest of chemicaliën. De natuur heeft gewoon een helpend handje nodig en landscaping is daarop het antwoord. Diversiteit is het einde van verschraling door monocultuur.