Op vrijdag 10 juni 2022 hakt het kabinet de knoop door: de CO2-reductie in Nederland moet rigoreus omlaag. Als onderdeel van een Europees, maar ook wereldwijd beleid, zal Nederland flink minder stikstof moeten produceren. De redenen zijn veelzijdig, maar eenvoudig gezegd moet de natuur nu écht gaan herstellen van de vele aanslagen en uitputtingen die het heeft ondergaan.
Eenvoudig gezegd doet stikstof een onzichtbare deken leggen in de atmosfeer; zodoende komt het zonlicht wel op aarde en warmt deze op, maar door de CO2-laag kan de warmte de atmosfeer niet meer verlaten en warmt de hele planeet op. Klimaatverandering dus, die op den duur al het leven bedreigt op Aarde. Dat moet niemand willen en daarom moet die uitstoot van CO2 zeer snel omlaag.
Voor Nederland zijn er twee grote producenten van stikstof-uitstoot: dat is de industrie en dat is de veehouderij. En waar in de jaren '80 en '90 eenvoudig werd gedacht om deze CO2-uitstoot dan maar ondergronds te pompen, wat een ontzettend duur en weinig opleverend resultaat gaf, daar moet in de '20-er en '30-er jaren de boel ongekend gaan veranderen, zonder dat dit teveel van de welvaart en de samenleving gaat kosten.
Het slechte nieuws is dat het moét én dat er weinig tijd meer over is. Het goede nieuws is dat er diverse mogelijkheden zijn om dit te gaan bereiken. De meest eenvoudige stappen zijn om de industrie te verplichten de uitstoot drastisch te verminderen en dit kan op vele manieren, al duurt dit enkele jaren in de praktijk. Overschakelen naar duurzame en groene energie is een oplossing. Van windmolens tot zonnepanelen en zelfs nieuwe kerncentrales; die laatste stoten geen CO2 uit.
Elektrificatie van vervoer is een andere optie. We stoppen met benzine, diesel en kerosine en we stappen massaal over op electrisch rijden en varen. Een derde optie wordt waterstof als brandstof. Dit stoot alleen schone waterdamp uit, maar de bouw van industriële productie en opschaling duurt ook nog enkele jaren. Vrachtvervoer en vliegtuigen kunnen hier dan gebruik van gaan maken.
Tokamaks en stellerators zijn ook een optie, maar staan nu nog in de kinderschoenen en bovendien duurt het een jaar of 8 tot 10 voor een tokamak volledig is opgestart. Minder productie van goederen is een optie en dit kan mede worden bereikt door hergebruik van goederen, refurbishing en upcycling, en ook dit gaat enorm veel CO2-uitstoot schelen in de praktijk.
Voor de industrie is er dus veel mogelijk en kan er veel resultaat worden bereikt in enkele jaren. Omschakelen duurt nu eenmaal eventjes. Maar hoe zit het met die veehouderij? Wat is daar de CO2-uitstoot van? Laten we eens kijken binnen Nederland:
Nederland kent mega-stallen door opschaling van de bedrijvigheid en de winst. Koeien, varkens, kippen en eenden worden massaal gehouden van tienduizenden tot wel honderduizenden dieren bij elkaar. Dat is leuk als het goed gaat, maar er zijn tegenwoordig veel te veel risicofactoren die de traditionele veehouderij bedreigen. Denk maar eens aan grote stalbranden, vogelziekte, gekke koeienziekte, mond- en klauwzeer, en ga zo maar door. Bij een kleine boerderij is dit al rampzalig, maar voor een megastal is dit funest.
Naast al het dierenleed is er ook financieel leed en persoonlijk leed voor de veehouderij. Maar laten we eens naar het hele veehouderijproces kijken op zich:
- van al het geproduceerde graan in de wereld gaat 80% naar de veehouderij
- van alle landbouwgrond op Aarde wordt 65% voor veeteelt gebruikt
- bij een ramp moet 100% van het vee worden geruimd (gedood) en vernietigd
- geslachte dieren leveren wel vlees op, maar als restafval blijft er veel dierlijke resten over
- per rund wat voor de slacht wordt gekweekt, wordt zo'n 10.000 liter schoon drinkwater gebruikt
- kippen, varkens en koeien worden versneld doorgefokt wat zorgt voor veel dierlijke problemen als groeipijnen, vergroeiïngen, antibiotica tegen allerlei ziekten en kwalen, groeihormonen, en ga zo maar door. In Nederland is dit relatief weinig voorkomend, maar elders gebeurt dit nog volop.
- de mest van de dieren mag niet langer worden uitgereden over het land, maar moet worden geïnjecteerd
- deze mest bestaat naast CO2 ook nog eens uit veel methaangas, een gas wat tot wel 80 keer méér de Aarde opwarmt dan stikstof.
We kunnen dus veel problematiek oplossen door de veestapel met zo'n 50% tot 85% in te gaan krimpen in Nederland. Het is beter voor de dieren, er komt veel landbouwgrond vrij, er is veel meer graan beschikbaar voor de wereldbevolking, de landbouwgrond kan voor gewassen worden gebruikt, we houden met z'n allen flink wat schoon drinkwater over, er hoeven geen stallen meer geruimd te worden bij brand of ziektes, het mestprobleem lost zichzelf op en naast de behaalde CO2-reductie is er ook een flinke reductie van methaangas.
Er is echter één heel belangrijke factor die niet over het hoofd mag worden gezien: de veehouder zelf. Een boer ben je niet zomaar; boeren doe je als levensstijl en uit overtuiging. Je boert niet alleen voor het geld, maar ook om de mensen van goed voedsel te voorzien. Boerderijen zijn vaak generaties lang in handen van dezelfde families en worden vaak van vader op zoon doorgegeven.
In de landelijke aanpak van stikstofreductie mogen we daarom niet om de boer heen, we moeten een gezonde dialoog met de boeren aangaan en ze niet alleen wijzen op het moéten verminderen van de veestapel, maar ze er ook van doordringen dat hierdoor ook onze kinderen en kleinkinderen nog een wereld hebben om in te kunnen leven, zonder dat het klimaat op hol slaat. Het is absoluut noodzakelijk om dit te realiseren, maar we moeten de veehouders in Nederland er ook écht van kunnen overtuigen dat er geen andere optie is.
Nederland wordt hierdoor flink anders in de nabije toekomst. Minder (en andere) productie en industrie, veel minder stallen en veehouderijen, en een omschakeling van monocultuur gewassen naar een multicultuur, waarbij minder kunstmest en minder pesticiden nodig zijn. Eenvoudig gezegd: Nederland kan best weer naar de tijd van 1950, maar dan wel met de technologie van 2050.
De bodem is verarmt, bijna steriel op sommige plekken. Het grondwaterpeil is gevaarlijk laag. Er valt minder vaak neerslag en als het valt, dan komt het met grote en zware buien. Kunstmest kan amper nog worden geproduceerd omdat de grondstoffen opgeraakt zijn. De graanproductie staat onder zware druk door mislukte oogsten en een oorlog. De brandstofprijzen gaan door het dak, waardoor tractoren en vrachtwagens duurder uit zijn en de prijzen in de winkels torenhoog dreigen te worden. Het moet dringend anders.
Veehouders uitkopen is een mogelijkheid. Land onteigenen is een andere mogelijkheid. Juridische procedures zijn kostbaar en duren vaak jaren. Maar open en eerlijke gesprekken tussen overheid, wetenschappers en veehouders kunnen een basis zijn voor wederzijds begrip en een uitwisseling van kennis op basis van feiten. Omscholen van boeren is geen optie en onbespreekbaar, maar wellicht dat een veehouder een landbouwer kan worden. De weilanden wijzigen in landbouwgrond voor gewassen. Biologisch, maar ook voor grondstoffen voor de vleesvervangende industrie. Dié tak groeit namelijk als kool, heeft toekomst en stoot geen CO2 of methaan uit.
Ook een mogelijkheid om te blijven boeren is bijvoorbeeld van een veehouderij een vishouderij te maken. Vis kweken in grote waterbakken, als alternatief voor vlees. Er zijn mogelijkheden genoeg. Maar eerst moet de politiek de veehouderij zien te winnen met kennis en inzicht, waaróm dit zo belangrijk is en zo urgent is. Kennis en inzicht, met wederzijds begrip en respect. Ook dát kost tijd, maar het levert wél een mooi Nederland op in de toekomst, een welvarend Nederland waar straks onze kinderen en kleinkinderen ook een leefbare toekomst hebben.